Een proeflapjes breien: waarom? En hoe? Op die vragen geef ik antwoord in dit blog (met bijbehorende video voor als je liever kijkt dan leest )
Waarom zou je een proeflapje breien?
Ik heb het jaren gedaan zonder het breien van een proeflapje. Want als je begint met sjaals en mutsen, dan is een proeflapje meestal niet zo nodig. Mijn eerste truitjes en vestjes breide ik voor de kinderen. En als die wat groter uitvallen, dan groeien ze er altijd nog wel in. Ik heb de Flax trui van TinCanKnits heel vaak gebreid, in verschillende maten, en dat kwam altijd goed zo lang ik wol gebruikte die bij de ‘gauge’ (oftewel steekverhouding) paste van het patroon.
Maar ja, dan wil je een trui voor jezelf breien. En dan gaat het ineens mis. Want de trui valt veeeeeel te groot uit (zie mijn fiasco in vlog 24 en vlog 25). En je hebt niet zoveel zin om daarin te groeien 😉 Of de trui is veeeeel te klein. Beide is zonde.
Ok, een proeflapje breien dus. Maar hoe dan?
In een patroon staat altijd aangegeven van de ‘gauge’ moet zijn: bijvoorbeeld 22 steken (breedte) en 24 rijen (hoogte) op 10 cm (of 4 inch, ook wel aangegeven met “). Er staat dan ook bij met welke maat naalden je op deze steekverhouding uit zou moeten komen.
Het is dan een kwestie van op zoek gaan naar de juiste woldikte. Op elke wolband staat ook aangegeven hoeveel steken en rijen die wol geeft op 10 centimeter (of 4″). Kijk dan vooral naar het aantal steken. De hoogte kun je al breiend meten/aanpassen. De breedte wil je echter goed hebben.
Een wolletje gevonden dat, in dit geval, 22 steken geeft op 10 centimeter (of 21 of 23)? Mooi, dan kun je nu een proeflapje breien. Zet altijd meer steken op (in dit geval bijvoorbeeld 35) dan dat het proeflapje zou moeten geven. Dit om beter te kunnen meten. Brei ook dat aantal rijen en kant af.
Gauge after blocking?
Dan staat er vaak: ‘gauge is 22 stst and 24 rows on 10 cm after blocking‘. In dat geval zal je je proeflapje dus moeten wassen en blocken voordat je gaat meten.
Goed. Je proeflapje is klaar. Nu leg je er een naaldenmeter op. Zo:

Vervolgens tel je het aantal steken dat je tussen de 10 cm hebt. In mijn geval tel ik de v’tjes. Heb je een ribbelpatroon dan tel je dus de ribbels/boogjes.
Tel je 22 steken (of 21/23)? Mooi! Dan kun je aan de slag met de wol en naalden die je voor het proeflapje hebt gebruikt. Tel je veel meer steken op die 10 cm? Dan wordt je trui veel te klein! Brei dan een nieuw proeflapje met een naald kleiner (ga 0.25 mm omlaag als je verschil niet heel groot is, 0.5 mm als het verschil behoorlijk is). Veel minder steken? Dan ga je dus 0.25 mm of 0.5 mm omhoog. Klopt het nu? Dan ga je dus met deze breinaalden aan de slag (en niet met wat er in het patroon staat).
Wijkt jouw aantal steken nog steeds af nadat je een andere naaldmaat hebt gebruikt? Of klopt het wel, maar vind je je proeflapje nu veel te stijf, of veel te los? Gebruik dan een dikkere (wanneer je nog steeds te veel steken hebt) of juist dunnere (wanneer je nog steeds te weinig steken hebt) wol.
Pas nooit zelf een breipatroon aan
Belangrijk is dus om nooit het breipatroon zelf aan te gaan passen (behalve als je zelf designkwaliteiten hebt of een rekenwonder bent), maar altijd de breinaalden en/of je wol aan te passen om tot de juiste gauge te komen.
Filmpje!
In onderstaand filmpje leg ik alles stap-voor-stap uit. Meer van dit soort handige video’s en complete tutorials? Word dan patron van mijn Patreon platform! Of schaf een online lespakket aan.
Weten wanneer er een nieuw informatief blog verschijnt? Word MirjamMolenbeek VIP, dan blijf je van alles op de hoogte.
Veel breiplezier!